Gebruiker:Michzondag/Fado
bovenaan kern samenvatten: lissabon,
cats: Fado, Immaterieel cultureel werelderfgoed
Fado is het Portugese levenslied. Het is in Portugal een zeer gewaardeerde zangkunst die vroeger uitsluitend in armoedige kroegen werd gezongen.[1] In de loop van de twintigste eeuw werd fado een erkende zangkunst die vaak uitgevoerd wordt in de betere uitgaansgelegenheden.
Fado neemt een bijzondere plek in in het leven van vele Portugezen. Ze geeft stem aan de gemoederen van het leven, verdriet, melancholie, blijheid, weemoed, saudade en niet te vergeten de feeststemming. Amália Rodrigues wordt algemeen beschouwd als een van de belangrijkste en invloedrijkste fadozangeressen ooit.
De stijl is ontstaan rond 1829 in de arme wijken van Lissabon: Alfama, Bairro Alto en Mouraria. Naast Lissabon is ook Coimbra van groot belang voor de fado. Fado, afgeleid van het Latijnse fatum, betekent zoveel als lot, of beter gezegd: het noodlot, vertaald in muziek. De vlag dekt de lading, want er is geen andere muzieksoort op aarde waarin melancholie en fatalisme zo worden gecultiveerd.
De traditionele uitvoering van de fado bestaat uit een fadista (fadozanger of -zangeres) met guitarra of guitarra portuguesa (Portugese gitaar), viola of viola da fado (klassieke Spaanse gitaar) en bas (contrabas of basgitaar). dit werd de norm in periode x. later [periode y] gingen fado-artiesten [zoals] ook andere instrumenten gebruiken [bijv].
In 2011 heeft de fado een plaats gekregen op de lijst van immaterieel cultureel erfgoed van Unesco.[2]
Geschiedenis van de fado
[bewerken | brontekst bewerken]De stijl is ontstaan rond 1829 in de arme wijken van Lissabon: Alfama, Bairro Alto en Mouraria.
De eerste grote ster van de fado was Maria Severa, dochter van een kroegbazin en prostituee in de wijk Mouraria. In het begin werd fado gezongen in de kroegen en bordelen en was een fadista niet meer dan een veredelde landloper of beurzensnijder. De fado werd toen geassocieerd met prostitutie, kroegen en misdaad. Rond 1900 vond de omslag plaats naar het 'respectabel' worden van de stijl, waarna ook dichters en intellectuelen aandacht kregen voor deze muziek.[bron?]
Geschiedenis van de fado
[bewerken | brontekst bewerken]Er zijn verschillende theorieën over het ontstaan van de fado. Één theorie is dat de fado Arabische wortels heeft. Hier is echter volgens verschillende deskundigen onvoldoende bewijs voor. Een andere theorie is dat fado is ontstaan uit de liederen die Portugese zeelieden zongen. En hoewel Portugese zeelieden al vroeg fado's zongen, en sommige fadoteksten over de ervaringen van zeelieden gaan, is er volgens diverse deskundigen geen bewijs voor dat fado door deze zeelieden is bedacht. Ook de theorie dat fado wortels heeft in de middeleeuwse poëzie van provençaalse troubadours wordt door diverse deskundigen betwijfeld.[3][4][5]
Ontstaan van de fado
[bewerken | brontekst bewerken]Waar veel deskundigen het wel over eens zijn, is dat fado in de 19e eeuw is ontstaan uit een mix van Portugese, (Europese?) en Afro-Braziliaanse invloeden.[3][6][7]
Het woord fado komt van het Latijnse fatum en betekent in het Portugees lot, lotsbestemming of noodlot. In 1822 werd het woord fado voor eerst gebruikt voor een muziekstijl. Het verwees toen naar een Afro-Braziliaanse muziek- en dansstijl. Deze stijl was heel anders dan de latere Portugese fado, hoewel sommige kenmerken van vroege fado te herleiden waren tot de Afro-Braziliaanse wortels. Pas in 1878 verscheen het woord fado in een Portugees woordenboek in de betekenis van een muziekstijl.[3]
Volgende perioden [ntb]
[bewerken | brontekst bewerken]...
Fado tijdens de dictatuur (1926-1974)
[bewerken | brontekst bewerken]In 1926 werd in Portugal na een militaire staatsgreep een dictatuur gevestigd, dit regime wijzigde zijn naam naar Estado Novo in 1933. Dit regime had een grote invloed op de ontwikkeling van de fado.
Fado en de Estado Novo
[bewerken | brontekst bewerken]In 1926 kwam de dictatuur aan de macht. Muziek en theater werden gecontroleerd en gecensureerd. Fadozangers en -musici hadden een vergunning nodig om te mogen optreden, en ze moesten hun teksten laten goedkeuren. Veel politieke en ideologische teksten werd afgekeurd (bijv. teksten met socialistische, republikeinse of antikerkelijke inhoud), net als diverse teksten met seksuele inhoud. Aanklachten tegen armoede en onrechtvaardigheid waren niet toegestaan, zingen over armoede als een onvermijdelijk en tragisch lot om in te berusten was wel toegestaan.
Fado’s gingen dus niet meer over politiek en meer over oude onderwerpen uit 19e eeuw. Uit teksten uit de jaren 1930 en 1940 bleek een voorkeur voor melodrama. Er waren bijvoorbeeld droevige teksten over weduwen en wezen, prostituees, blinde bedelaars, gruwelijke rampen en ongelukken et cetera. Deze tranentrekkende songs en passieve berusting waren voor sommige intellectuelen reden voor kritiek op fado. Daarnaast waren er nostalgische teksten waarin het verleden van de vroege fado werd geromantiseerd als traditie van het volk.
Het regime had eerst weinig interesse in fado. [radio-toespraak noemen?] Salazar stelde eens het genre deprimerend te vinden. Het genre werd gedoogd en gecontroleerd, maar niet gewaardeerd of gepromoot. Het regime had meer waardering voor traditionele volksmuziek van het platteland, die veel meer dan fado gezien werd als ware uitdrukking van nationale identiteit.
Na WO2 raakte Estado Novo het vertrouwen en de steun kwijt van een groot deel van de bevolking, met name jongeren. Het regime ging massamedia en populair vermaak inzetten om het regime te promoten, en waarden die het regime belangrijk vond, zoals nationalisme, gehoorzaamheid, en loyaliteit. Muziek, kerk en voetbal (fado, fátima en futebol) werden ingezet om het volk tevreden te houden. In het geval van fado ging het dan niet om politieke teksten of expliciete propaganda. Wel om teksten die nostalgisch naar het verleden verlangden. En om teksten waarin het heden (de armoede, de ondergeschikte positie van de vrouw) werd geaccepteerd of zelfs verheerlijkt. Het regime ging fado meer promoten: er kwam meer aandacht in de media, meer evenementen, fado kreeg de status van nationaal lied.
Sommige fadistas zullen voorstander van het regime geweest zijn. Velen waren vermoedelijk net als een flink deel van de bevolking enigszins welwillend, mogelijk als gevolg van propaganda. De meerderheid wilde vermoedelijk overleven en koos daarom voor politieke neutraliteit. Tegenstanders hielden zich doorgaans op de vlakte, hoewel in informele kringen gedichten van de oppositie circuleerden.
Na de militaire staatsgreep in 1926 nam de burgerdictatuur van Salazar de macht over. In Salazars ogen was fado de ultieme uitdrukking van de Portugese volksziel.[bron?] Het volk werd rustig gehouden met 'de drie F's': Futebol, Fátima e Fado (voetbal, Onze-Lieve-Vrouw van Fátima en fado).[8] De fadista's lieten zich de aandacht van de dictatuur welgevallen[bron?] (passief verzet was er eigenlijk niet) en velen beleefden hun bloeiperiode. De belangrijkste fadista was Amália Rodrigues. Wie niet meewerkte verdween in de kerkers van de PIDE, de geheime politie. Over wie 'fout' en 'goed' was in die periode zijn de kenners het nog niet eens. Over Amália Rodrigues werd bijvoorbeeld later gemeld dat ze de verboden Communistische Partij financieel steunde.[9]
In de jaren 1960 toenemende oppositie en studentenprotesten. De meer politiek bewuste en internationaal georienteerde jongeren wezen fado nu af. Veel jongeren luisterden liever naar Portugese zangers als José Afonso, of naar Amerikaanse muziek (dylan, baez), franse muziek (brel, bressens, gréco) of braziliaanse muziek, (jobim, buarque, later veloso, bethania).
Professionalisering en verspreiding (radio, tv en/of platen apart? fadohuizen apart?)
[bewerken | brontekst bewerken]Fado werd een professionele activiteit met zangers die in fadohuizen voor een publiek optraden, in plaats van amateurzangers die in een café opstonden om voor hun buurtgenoten te zingen. Fado was inmiddels in het hele land op de radio te horen. Door regels van de regering werden fadistas professionals die voor publiek optraden (ze waren verplicht met contracten te werken).
Fado kreeg na 1927 vastere plek in het stedelijk vermaak van midden- en hogere klasse. In deze tijd ontstonden de eerste fadohuizen. Sommigen probeerden duidelijk een traditionele sfeer te creëren, met bijvoorbeeld tegels met kwatrijnen, Portugese gitaren en foto’s van fadista’s aan de muren, en soms ook verwijzingen naar stierenvechten zoals speren, mantels en posters van stierengevechten.
Ook ontstonden bepaalde tradities in fadohuizen. Tijdens optredens was er stilte, geen bediening en gedimde lichten. Publiek mocht wel goedkeuring laten blijken, bijvoorbeeld aan het einde klappen en iets als ‘Ah, fadista!’ roepen. Er kwamen ook kledingvoorschriften, bijvoorbeeld donkere kleiding voor de zangers.
In de naoorlogse periode (tm jaren 1960) maakte fadohuizen een bloeiperiode door. Er waren meer bezoekers die een bezoek aan fadohuizen konden betalen. Fadohuizen namen fadozangers en gitaristen in dienst, vaak met exclusieve contracten. Prominente fado-atiesten als Hermínia Silva, Argentina Santos en Celeste Rodrigues openden hun eigen fadohuizen. De bloeiperiode was deels te danken aan economisch herstel in Portugal en Europa en aan groei van toerisme. Toeristen waren vaak op zoek naar een typisch Portugese ervaring. Zijn werden bediend in zogenaamde casa típica of restaurante típico. deze restaurants boden niet alleen fado, maar bijvoorbeeld ook volksliedjes en volksdansen uit andere delen van het land.
Ook technologische ontwikkeling droeg bij aan professionalisering en verspreiding fado, zoals de opkomst van elektronische microfoons, platenspelers en radio-uitzendingen vanaf de jaren 1920. Grammofoonbedrijven betaalden fado-artiesten in ruil voor exclusieve contracten. Door het formaat van de toenmalige 78-toerenplaten werden korte liedjes van tot ca. 3 minuten de norm in fado. Er was geen ruimte meer voor lange poëtische of muzikale improvisatie. Radiozenders in het hele land zonden fado uit. Vanaf 1930 werd radio gereguleerd door de overheid. Vanaf 1938 ging de staatsradiozender fado uitzenden, mogelijk vanwege de populariteit van het genre. Platenindustrie [dip in wo2?], kwam daarna weer op gang. na wo2 meer fado op nationale radio. vanaf 1957 tv in portugal met enige ruimte voor fado.
Fado-artiesten gingen in groepen op toernee naar het buitenland, naar Spanje, Brazilië, Madeira, de Azoren en de Portugese delen van Afrika. Artiesten als Ercília Costa, Berta Cardoso werden populair in Brazilië. port gemeensch in eur, vs en latijns amerika.
Fado bleef populair in revuevoorstellingen. Componisten kozen hier voor een moderne stijl die gebruikelijk was in het theater: liedjes met coupletten en een makkelijk te onthouden refrein, en liedjes waarbij tekst en melodie als één geheel werden gecombineerd (in plaats van bijvoorbeeld nieuwe teksten te combineren met traditionele melodieën). Zo ontstond een nieuw subgenre binnen de fado: fado canção. Sommige puristen moesten er weinig van hebben, maar artiesten als Ercília Costa, Berta Cardoso en vooral Hermínia Silva en later Amália Rodrigues waren er erg succesvol mee. Fado in revues konden op meer manieren afwijken van traditionele fado: er waren bijvoorbeeld soms komische fado's, en soms dansers en choreografie.
In jaren 1930 voor het eerst films met geluid. In 1931 premiere van eerste Portugeestalige film met geluid, het zeer succesvolle A Severa. Fado werd een belangrijk element in Portugese films.
De meest succesvolle fado's uit theater en film werden vaak uitgebracht op bladmuziek.
In de fadowereld werd duidelijk pogingen gedaan om geaccepteerd te worden door de elite als onderdeel van Portugese nationale identiteit, hiervoor moest fado afstand doen van ‘moreel dubieuze’ elementen uit verleden en deze vervangen door waardige, deftige elementen.
naast de fado in fadohuizen en het professionele circuit, bleef amateurfado bestaan in arbeiderswijken van lissabon, tijdens familiefeesten ed, ondanks wetgeving. oude, informele fadotradities leefden hier voort. zo kwamen ook nieuwe fadozangers op, zoals fernando ferinha en fernando mauricio. in 1951 ontstond de grande noite do fado. georganiseerd door een beroepsvereniging v journalisten. optredens voor duizenden bezoekers, optredens en competitie. veel prijswinnaars werden later professionals.
Amália Rodrigues
[bewerken | brontekst bewerken][kort houden en uitgebreider bespreken op pag amália?]
Geboren in 1920. hoorde songs van haar moeder en leerde van haar zangstijl met melismatische versiering. Trad in 1939 al professioneel op, binnen enkele jaren werd ze de best betaalde fadozangeres en een ster in muziektheater en revue. Vanaf 1943 trad ze op in het buitenland (Spanje, Brazilië) en rond die tijd nam ze haar eerste plaat op. Speelde succesvolle hoofdrollen in theater (o.a. A Severa) en film. Optredens en successen in veel verschillende landen. Had een soort uitzonderingsstatus in Portugal. Het regime wilde meeliften op haar succes [door haar bijv namens Port te laten optreden in buitenland]. Maar Amália volgde artistiek haar eigen pad en ging in tegen tradities van het genre.
Amália had een bepalende invloed op het genre. Bijvoorbeeld met haar presentatie (houding, lichaamstaal, zwarte sjaal ed.). Begon met meer traditionele fado's, maar ging ook fado canção zingen. werd beinvloed door spaanse muziek/flamenco. ontwikkelde eigen stijl met het vasthouden van noten en geïmproviseerde melisma's. zong naast populaire dichters ook meer literaire poezie v bijv camões, de macedo, mourão-ferreira. voerde in jr 1960 al vernieuwingen door die door vele anderen werden nagevolgd. nieuw repertoire ism oulman. zong naast fado bijv ook flamenco, werk v aznavour, salvatore adamo, sergio endrigo, traditionale rurale port songs, songs uit populaire marsen lisb.
Ontwikkeling van het genre tijdens de dictatuur
[bewerken | brontekst bewerken]In de café´s en fadohuizen van Lissabon ontwikkelde het repertoire zich verder. In de jaren 1930, 40 en 50 werden ontelbare nieuwe fado´s geschreven. Er waren zo´n 100 gangbare fado´s in gebruik in deze periode. De meeste oude 19e eeuwse fado´s waren uit het repertoire verdwenen. De uitzonderingen werden gezien als authentieke (castiço) fado. Veel nieuwe fado’s hadden ongeveer dezelfde stijl en structuur als de oude fado’s. Van oude fado’s was de auteur niet bekend. Bij nieuwe songs was het verplicht om de eigenaren te registreren. De meest gewilde tekstschrijvers werden door fadista’s betaald voor het gebruik van hun teksten. Ervaren fadistas kozen teksten bij bekende fado's en gaven er persoonlijke aan door middel van emotionele expressie, versieringen en ritmische variaties.
Succesvolle zangers in deze tijd waren onder andere: Ercilia Costa, Maria Alice, Armandinho, Berta Cardoso, Herminia Silva, Alfredo Marceneiro. [evt succesvolle gitaristen en/of componisten?]
Een van de grootste namen tijdens revolutie, Maria Terese de Noronha, was van adel en trad darrom niet op in reguliere circuit v revues en fadohuizen. Ze had een tientallen jaren een radioprogramma, nam platen op, en gaf optredens in Spanje, Brazilië, Monaco en Londen. Ze zong alleen traditioneel repertoire: fado castiço en coimbra fado.
va jr 1960 nwe generatie fadozangers. oa carlos do carmo. deel v hen kwam uit aristocr milieus, greep terug op fado castiço genre, en wilde fado uit sfeer halen v casas tipicas en door regime gesteund circuit. vanaf 1969 werd censuur milder en ontstond er wat meer ruimte voor jonge schrijvers en nieuwe teksten.
ondertussen nog steeds veel fado in revue, hier weinig ontwikkeling.
Fado vóór 1974
[bewerken | brontekst bewerken]fadohuizen waren belangrijkste podium voor meerderheid fado-artiesten. daarnaast toers, radio, plaatopnamen ed. hoewel er kwalitatief goede fadohuizen waren die de traditionele fado levend hielden, waren ook ook typical houses die vooral clichematige fado boden aan toeristen. in fadohuizen werd het publiek (los van toeristen) steeds ouder. weinig ruimte voor vernieuweing in fado. linkse oppositie wees fado af en bij grote publiek werden andere genres als pop, rock en jazz populair.
belangrijke vernieuwer naast amália was carlos do carmo. zijn repertoire was een mix van castiço fado en recente fado-canção. koos gedihten v goede kwaliteit. beperkte zich niet tot portugese en spaanse gitaar, maar ook andere instrumenten/arrangementen. vermeed stereotype presentatie fado. trad op in programma's die meer muziek programmeerden dan alleen fado, en trad op in prestigieuze zalen in oa parijs en rio.
Na de revolutie (vanaf 1974)
[bewerken | brontekst bewerken]Na de Anjerrevolutie van 1974 werd fado met vijandigheid bejegend. Critici vonden dat fado was bezoedeld door de wijze waarop het dictatoriale regime het genre had gebruikt voor eigen doeleinden. Met name boegbeeld Amália Rodrigues kreeg kritiek. Ze zou aanhanger zijn van het regime en haar carrière aan het regime te danken hebben. Ze werd er zelfs onterecht van beschuldigd voor de geheime politie gewerkt hebben. Hoewel Amália zich niet openlijk afzette tegen het regime, koos ze artistiek haar eigen pad. Ze werkte samen met tekstdichter Alain Oulman die banden had met het communistische verzet, en bleef dit doen nadat Oulman in 1966 gevangen was gezet. Later bleek dat Rodrigues had gedoneerd aan de Communistische Partij. [inkorten en toevoegen aan artikel rodrigues?]
Fado verdween de eerste jaren na revol bijna helemaal van de publieke radio en er was twee jaar lang geen Grande Noite do Fado. Amália trad in deze periode vooral in het buitenland op. Meer belangstelling voor revolutionaire songs/protestsongs in stijlen als pop, rock en folk/singer-songwriter.
Fadozanger Carlos do Carmo was een bekend sympathisant van de communistische partij en wist zich daardoor aan de kritiek te onttrekken. Hij wist fado te vernieuwen, zowel muzikaal als met nieuwe, soms politieke teksten. Hiermee hielp hij om het imago van fado te herstellen.
Vanaf 1976, na komst nieuwe grondwet en democratische regering, kwam er weer ruimte voor fado. De Grande Noite do Fado werd hervat. Amália Rodrigues en Carlos do Carmo vierden successen, net als Fernando Maurício (een van de lokale helden uit Mouraria) en een jonge Camané. Amália Rodrigues ontving in 1980 een onderscheiding van de president.
Er was echter weinig vernieuwing in de fado (uitzonderingen: Carlos do Carmo en Carlos Paredes). Het publiek en de muziekindustrie kregen meer belangstelling voor andere stijlen als pop, rock en pimba. Het was een moeilijke tijd voor fadohuizen en fado-artiesten. De harde kern van gevestigde fado-artiesten compenseerden dit door veel vaker in de rest van Portugal op te treden.
Wereldmuziek en 'novo fado' (vanaf eind jaren 1980)
[bewerken | brontekst bewerken]Vanaf eind jaren 1980, begin jaren 1990 bood de internationale belangstelling voor wereldmuziek nieuwe kansen voor Portugese (fado)muziek. Daarnaast ontstond er na het overlijden van Amália Rodrigues in 1999 interesse voor fadozangers die de rol van 'nieuwe Amália' op zich konden nemen. Madredeus en Dulce Pontes waren internationaal succesvol met Portugese muziek met fado-invloeden. Daarna volgden Mísia, de in Nederland doorgebroken Cristina Branco, en een reeks andere fadozangers waaronder Mariza, Ana Moura, Mafalda Arnauth, Katia Guerreiro, António Zambujo en Carminho. Veel van deze zangers lieten zich nadrukkelijk inspireren door de traditie en door Amália, maar voegden ook nieuwe elementen toe, zoals andere muziekinstrumenten, een moderne presentatie, en invloeden uit andere stijlen zoals pop, rock en Braziliaanse muziek. Ze wisten hiermee een nieuw publiek te bereiken.[3][5][10][11]
Bekende fadozangers en musici
[bewerken | brontekst bewerken]- Alfredo Duarte Marceneiro
- Amália Rodrigues
- Ana Moura
- António Zambujo
- Camané
- Carlos do Carmo
- Carlos Paredes
- Carminho
- Cristina Branco
- Dulce Pontes
- Emanuel Pessanha
- Gisela João
- Joana Amendoeira
- Jorge Fernando
- José Afonso
- Linda de Suza
- Mafalda Arnauth
- Mariza
- Mísia
- Maria de Fátima
- Maria Severa
- Nynke Laverman
- Ricardo Ribeiro
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- Museu do Fado, het fadomuseum in Lissabon, met op de website o.a. biografieën van fadozangers en -musici, een overzicht van fadohuizen en een archief met oude geluidsopnamen
- ↑ (en) Encyclopaedia Britannica, Fado
- ↑ (en) Fado, urban popular song of Portugal. ich.unesco.org. Gearchiveerd op 29 september 2022. Geraadpleegd op 29 september 2022.
- ↑ a b c d e f Nery, Rui Vieira (2012). A history of Portuguese fado. Imprensa Nacional-Casa da Moeda, Lisboa. ISBN 978-972-27-2024-3.
- ↑ Manuel, Peter (1990). Popular musics of the non-Western world: an introductory survey. Oxford University Press, New York Oxford, p. 116. ISBN 978-0-19-506334-9.
- ↑ a b Elliott, Richard (2010). Fado and the place of longing: loss, memory and the city. Ashgate, p. 19, 23. ISBN 978-0-7546-6795-7.
- ↑ (en) Salwa El-Shawan Castelo-Branco, Fado. Grove Music Online (20 januari 2001). Geraadpleegd op 6 oktober 2024.
- ↑ (en) Broughton, Simon (1999). The Rough Guide to World Music Volume 1: Africa, Europe and the Middle East. Rough Guides, London, "Portugal: traditional riches, fate and revolution", p. 228-229. ISBN 978-1-85828-635-8.
- ↑ (en) Lewis, John, "Tainted love", The Guardian, 27 april 2007. Gearchiveerd op 13 februari 2023.
- ↑ (pt) Larrauri, Eva, Saramago reveals that Amália Rodrigues gave money to the communists. elpais.com (8 oktober 1999). Gearchiveerd op 29 september 2022. Geraadpleegd op 29 september 2022.
- ↑ (en) Fado History. Museu do Fado. Geraadpleegd op 20 oktober 2024.
- ↑ (en) Broughton, Simon (maart 2011). Lisbon Story - New Fado Generation. Songlines