Martin Lewis Perl
Martin Lewis Perl | ||||
---|---|---|---|---|
24 juni 1927 – 30 september 2014 | ||||
Martin Lewis Perl
| ||||
Geboorteland | Verenigde Staten | |||
Geboorteplaats | New York | |||
Overlijdensplaats | Palo Alto | |||
Nobelprijs | Natuurkunde | |||
Jaar | 1995 | |||
Reden | "Voor de ontdekking van het tau-lepton" | |||
Gedeeld met | Frederick Reines | |||
Voorganger(s) | Bertram Brockhouse Clifford Shull | |||
Opvolger(s) | David Morris Lee Douglas Osheroff Robert Coleman Richardson | |||
|
Martin Lewis Perl (New York, 24 juni 1927 – Palo Alto, 30 september 2014) was een Amerikaans natuurkundige die in 1995 de helft van de Nobelprijs voor Natuurkunde ontving: "Voor experimenteel pioniersonderzoek naar leptonfysica" en specifiek "voor de ontdekking van het tau-lepton". De andere helft van de Nobelprijs ging naar Frederick Reines.
Biografie
[bewerken | brontekst bewerken]Perls ouders, Oscar Perl en Fay Resenthal, waren beiden Joodse vluchtelingen uit het Poolse gebied van Rusland.[1] Op zijn zestiende in 1942 voltooide hij zijn middelbareschooltijd aan de James Madison High School in Brooklyn.
Omdat hij te jong was voor militaire dienst bij de landmacht voer hij gedurende de Tweede Wereldoorlog op de koopvaardijvloot. In 1948 voltooide hij zijn studie, Chemical Engineering, aan het Brooklyn Polytechnic Institute. Daarna werkte hij van 1948 tot 1950 als scheikundig ingenieur bij General Electric in Schenectady. Daar had hij vooral met de productie van elektronenbuizen te doen en besloot op basis hiervan een natuurkundestudie te volgen.
In 1955 behaalde hij onder Isidor Isaac Rabi zijn Ph.D. kernfysica aan de Columbia-universiteit. Op advies van Rabi schakelde Perl over naar de elementaire deeltjesfysica en ging in 1955 als instructeur naar de universiteit van Michigan. Hier kwam hij terecht in de onderzoeksgroep van Donald Glaser, uitvinder van het bellenvat. Het grootste deel van zijn leven bleef hij werkzaam aan de universiteit van Michigan en het Stanford Linear Accelerator Center (SLAC).[2] Sinds 2004 was hij met emeritaat. Perl overleed op 87-jarige leeftijd.[3]
Werk
[bewerken | brontekst bewerken]Toen Perl begin jaren 1960 zijn onderzoek bij Stanford begon waren bij fysici slechts vier leptonen bekend: elektron, muon en hun bijbehorende neutrino's. Leptonen zijn, in tegenstelling tot hadronen zoals het proton, werkelijk puntvormige elementaire deeltjes, die op elkaar inwerken door de zwakke kernkracht. In 1975 ontdekte Perl in de Stanford Positron Electron Asymmetric Ring (SPEAR) van het SLAC volkomen onverwacht het tauon of tau-lepton (τ), het zwaarste lepton met een massa groter dan die van het proton en het eerste lid van de derde generatie quark-leptonfamilie.[4] Pas in 2000 werd het bijbehorende tau-neutrino ontdekt. Meer smaken leptonen zijn er niet.
Perls ontdekking had een belangrijke theoretische implicatie. De vier eerder bekende leptonen waren verbonden met de vier bekende quarks. De ontdekking van een nieuwe lepton betekende dat de symmetrie alleen kan worden gehandhaafd door het bestaan van een nieuwe quark. Deze voorspelling werd bevestigd in 1977 toen Leon Lederman het upsilon-deeltje ontdekte. Samen met Lederman werd Perl in 1982 onderscheiden met de Wolfprijs. In 2009 ontving hij een eredoctoraat van de Universiteit van Belgrado.
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Martin Lewis Perl op de Duitstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
- (en) Biografie Martin L. Perl op Notable Names Database (NNDb). Geraadpleegd op 5 oktober 2014
- ↑ (en) Autobiografie Martin L. Perl op Nobelprize.org. Gearchiveerd op 4 juni 2023.
- ↑ (en) Martin L. Perl, Professor (Emeritus). SLAC Stanford. Gearchiveerd op 14 juni 2011.
- ↑ (en) Chui, Glennda, "Stanford's Martin L. Perl, winner of 1995 Nobel Prize for discovery of tau lepton, dead at 87", Stanford News. Geraadpleegd op 2 oktober 2014.
- ↑ M.L. Perl, et al (1975). Evidence for Anomalous Lepton Production in e+-e− Annihilation. Phys. Rev. Lett. 35 (22): 1489-1492 (APS). DOI: 10.1103/PhysRevLett.35.1489.