Naar inhoud springen

WikiWoordenboek:Overerving en ontlening

Uit WikiWoordenboek

Onder de subkop "Overerving en ontlening" worden woorden vermeld die op enigerlei wijze hun ontstaan danken aan het woord waar het lemma over gaat. Talen verwerven gedurig nieuwe woorden. Er zijn een aantal verschillende wegen waarlangs een woord verkregen kan zijn.

Erfwoorden

[bewerken]

Dit zijn voortzettingen die een taal geërfd heeft van de eerdere taalfase(n) waaruit zij ontstaan is.

Op WikiWoordenboek wordt de markering "erfwoord" alleen gebruikt voor woorden die aantoonbaar vanaf de vroegste fase van een taal tot die taal hebben behoord: voor het Nederlands gaat het om woorden van Germaanse herkomst die al in het Oudnederlands zijn terug te vinden.

Meer uitgebreide informatie is te vinden in de projectpagina Erfwoord.

Ontleningen

[bewerken]

Talen spelen ook gedurig leentjebuur bij elkaar, maar vaak is dat wel een soort eenrichtingsverkeer van een taal met hogere status naar een die een minder dominantie rol speelt. Het Nederlands heeft veel woorden ontleend aan achtereenvolgens het vulgair Latijn (vroege middeleeuwen), het Frans (tot midden 19e eeuw), het Duits (tot 1945) en heeft nu vooral het Amerikaans-Engels als brontaal.

Leenwoorden

[bewerken]

Als een taal een nieuw begrip wil uitdrukken, neemt ze soms zonder noemenswaardige wijzigingen een woord over uit een andere taal. Zo'n woord noemen we een leenwoord. Soms past de doeltaal het woord aan om het beter te doen passen bij de reeds bestaande woorden. Dan spreken we van een bastaardwoord.

Een speciaal soort leenwoorden zijn tatsam-woorden. Dit zijn vrij kunstmatig in het leven geroepen woorden die gebaseerd worden op een al dode taal zoals Latijn, Oudgrieks of Sanskriet om een nieuw begrip te dekken. Veel internationaal en wetenschappelijk materiaal is van deze aard.

Leenbetekenissen

[bewerken]

Wanneer een woord in de brontaal en één in de doeltaal een betekenis gemeen hebben, kan een bijkomende betekenis van het brontaalwoord overgedragen worden naar het doeltaalwoord. Zo betekenden Latijn caelum en Nederlands hemel oorspronkelijk allebei ‘lucht, uitspansel’. Bij de kerstening werd de betekenis ‘Godsverblijf’ van het Latijnse woord overgedragen naar het Nederlandse.

Leenvertalingen

[bewerken]

Wanneer de sprekers van de doeltaal ook vertrouwd zijn met de brontaal van het nieuwe begrip, vertalen zij de verschillende elementen van het begrip soms woord voor woord. Zo ontstaan leenvertalingen. Deze vertalingen zijn steeds samenstellingen of afleidingen en kunnen op hun beurt gevormd worden met ontleend materiaal.

Samenstellingen

[bewerken]

West-Germaanse talen zoals het Nederlands hebben sterk de neiging om nieuwe woorden te vormen door twee oude aan elkaar te plakken. De twee leden kunnen op zich weer erf- of leenwoorden zijn.

Nederlands als brontaal

[bewerken]

Ook uit het Nederlands zijn woorden in andere talen ontleend. Dat geldt voor het Russisch waar door toedoen van Peter de Grote een aantal scheepstermen zijn overgenomen, maar ook door de koloniale tijd zijn er Nederlandse uitleenwoorden in bijvoorbeeld het Indonesisch of het Papiaments te vinden. Vererving heeft plaatsgevonden in het Afrikaans, dat het merendeel van zijn woordenschat uit het Nederlands verkregen heeft. Ook in een aantal andere Zuid-Afrikaanse talen zijn woorden te vinden die hun oorsprong vinden in het Nederlands. Dat geldt voor bijvoorbeeld Xhosa, maar ook voor Zuid-Afrikaans-Engels.